Inkomsten actrice kwalificeren als belastbaar loon – gezagsverhouding aanwezig

Actrice heeft arbeidsovereenkomst met een bedrijf. Er is sprake van gezagsverhouding en geen sprake van winst uit onderneming. Inkomsten zijn belastbaar loon.
Een actrice moet aannemelijk maken dat zij een onderneming heeft en dat de inkomsten die zij heet genoten onder de overeenkomst met bedrijf 2 tot die onderneming zijn te rekenen. Zij slaagt hier niet in. Er is geen ondernemersrisico, maar werknemersrisico. De inkomsten zijn aan te merken als belastbaar loon. Dat oordeelt de belastingrechter.
Waar gaat deze zaak over?
Een vrouw is actrice. Zij heeft in 2018 de volgende inkomsten genoten:
- bedrijf 1 € 22.498
- bedrijf 2 € 16.915
- bedrijf 3 € 2.584
- bedrijf 4 € 1.392
- bedrijf 5 € 800
- UWV € 13.071
De vrouw en bedrijf 2 hebben op 21 februari 2018 een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd gesloten van 5 maart 2018 tot de dag van de laatste voorstelling, gepland op 9 juni 2018.
De actrice heeft aangifte IB/PVV 2018 gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 40.837. Dit bedrag is opgebouwd uit belastbare winst uit onderneming van € 26.721, uitkering UWV van € 13.071 en aftrek van lijfrentepremie van € 894. Op het bedrag van de winst is een kostenaftrek van € 5.838 toegepast (bedrag aan kosten € 6.001 en een aftrekbeperking wegens deels niet aftrekbare kosten van € 163).
De inspecteur van de Belastingdienst heeft bij het opleggen van de aanslag de inkomsten afkomstig van bedrijf 1 en bedrijf 2 aangemerkt als looninkomsten en de belastbare winst uit onderneming (bedrijf 3, bedrijf 4, bedrijf 5) vastgesteld op € 2.795. De inspecteur heeft hierbij de aftrek van kosten beperkt tot een bedrag van € 1.525. In de bezwaarfase heeft de inspecteur de inkomsten afkomstig van bedrijf 1 op basis van gewekt vertrouwen alsnog gekwalificeerd als winst uit onderneming.
Zijn inkomsten winst uit onderneming?
In geschil is of de door de vrouw van bedrijf 2 ontvangen inkomsten moeten worden gekwalificeerd als winst uit onderneming. Ook is de hoogte van de kostenaftrek in geschil.
De actrice stelt zich op het standpunt dat in de overeenkomst gesloten tussen haar en bedrijf 2 de gezagsverhouding ontbreekt zodat geen sprake is van loon uit dienstbetrekking.
De inspecteur neemt het standpunt in dat de inkomsten genoten bij bedrijf 2 als belastbaar loon moeten worden aangemerkt.
Gezagsverhouding
De rechtbank oordeelt dat op grond van de rechtsverhouding tussen de actrice en bedrijf 2 zoals neergelegd in de arbeidsovereenkomst er sprake is van een gezagsverhouding.
- De overeenkomst heeft als titel Arbeidsovereenkomst. De vrouw treedt volgens de overeenkomst fulltime in dienst bij bedrijf 2 voor de productie in de rol van actrice.
- Bedrijf 2 is te allen tijde bevoegd de vrouw een andere functie of een andere taak te geven.
- De vrouw is verplicht zich te houden aan de huisregels van bedrijf 2.
- Uit de overeenkomst blijkt verder dat sprake is van een vast salaris met een vakantietoeslag, een recht op vrije dagen en vakantiedagen alsmede toepasselijke bepalingen van de cao van de vereniging.
- Ook wordt het salaris bij ziekte doorbetaald, krijgt de vrouw een dinervergoeding als er voorstellingen worden gespeeld en een overnachtingsvergoeding als een hotelovernachting noodzakelijk is.
- De vrouw is verplicht actief deel te nemen aan repetities en voorstellingen op de door bedrijf 2 aangegeven dagen en tijdstippen.
- Bedrijf 2 bepaalt de werktijden en de werkplaatsen.
- Bedrijf 2 regelt ook het vervoer van en naar de voorstellingen.
Dit alles duidt op een gezagsverhouding, zoals gebruikelijk tussen een werkgever en een werknemer. Het feit dat de vrouw als actrice een grote mate van vrijheid toekomt bij de invulling van haar werkzaamheden, zeker nu zij zelf de voorstelling heeft geschreven en geproduceerd, betekent niet dat een gezagsverhouding ontbreekt. De artistieke vrijheden van een actrice passen evengoed bij artistieke werkzaamheden in een dienstverband.
Geen ondernemersrisico
Daar komt bij dat, wil er sprake zijn van een zelfstandig uitgeoefend beroep, de vrouw de werkzaamheden voor eigen rekening moet verrichten en daarbij ondernemersrisico moet lopen. De vrouw doet zelf geen (financiële) investeringen in de productie, afgezien van de tijd die de vrouw heeft besteed aan het schrijven van de productie. De vrouw loopt verder geen enkel ondernemersrisico.
De actrice verricht haar werkzaamheden tegen een vooraf overeengekomen vaste vergoeding en de hoogte van haar vergoeding is op geen enkele wijze gekoppeld aan het aantal te spelen voorstellingen of het aantal verkochte kaartjes.
Het is bedrijf 2 die de afspraken maakt met de theaters en de verschillende voorstellingen vastlegt. Het is ook bedrijf 2 die de andere leden van het gezelschap (voor geluid, licht, decor, etc.) inhuurt of in dienst heeft, dus ook op dat punt loopt de vrouw geen risico als de kaartverkoop zou tegenvallen.
Wel zal de vrouw een extra vergoeding ontvangen als er audio- of filmopnamen worden gemaakt. Dit zijn potentiële extra inkomsten die komen bovenop het vaste salaris. De vrouw hoeft geen ondernemersrisico te nemen om deze extra inkomsten te verkrijgen. Het enige risico dat de vrouw loopt, is dat bedrijf 2 onverhoopt haar salaris niet zou (kunnen) betalen. Dit is een werknemersrisico, geen ondernemersrisico.
Inkomsten zijn belastbaar loon
De rechtbank concludeert dat er geen sprake is van winst uit onderneming in de vorm van een door de vrouw zelfstandig uitgeoefend beroep. Nu de vrouw verplicht is persoonlijke arbeid te verrichten en daarvoor een vast loon ontvangt en er sprake is van een gezagsverhouding, moeten de inkomsten verkregen van bedrijf 2 worden aangemerkt als belastbaar loon.
Beroep op vertrouwensbeginsel slaagt niet
De vrouw stelt zich op het standpunt dat de inspecteur in de jaren tot en met 2017 de inkomsten van bedrijf 2 steeds welbewust als winst uit onderneming heeft geaccepteerd, zodat er sprake is van gewekt vertrouwen dat deze gedragslijn ook voor volgende jaren zal worden toegepast.
De inspecteur stelt dat hij vóór 1 januari 2018 het vertrouwen heeft opgezegd en wel in zijn brief aan de vrouw van 28 november 2017 met betrekking tot de aanslag IB/PVV over het jaar 2013. In deze brief schrijft de inspecteur:
“Uit de overeenkomsten met bedrijf 2 BV is mij gebleken dat partijen een arbeidsovereenkomst hebben afgesloten. Er is sprake van arbeid, gezag en loon. De inkomsten die hieruit voortvloeien, dienen dan ook aangemerkt te worden als loon uit dienstbetrekking. In het geval van uw cliënte kunnen de looninkomsten niet tot de omzet worden gerekend. Ik ben dan ook voornemens de aanslag op te leggen, waarbij ik, onder inhouding van loonheffing, een bedrag van in totaal € 26.782 zal aanmerken als loon uit dienstbetrekking.”
De vrouw stelt dat in de brief van 28 november 2017 niet met zoveel woorden wordt gezegd dat het vertrouwen wordt opgezegd en dat dit ook niet uit de tekst kan worden herleid. De rechtbank deelt deze opvatting niet. De passage in de brief gaat specifiek over de arbeidsovereenkomsten met bedrijf 2. Uit de bewoordingen van de brief blijkt duidelijk dat de inspecteur deze overeenkomsten als dienstbetrekking kwalificeert.
Het moet voor de vrouw duidelijk zijn dat de inspecteur in elk geval vanaf 28 november 2017 zijn standpunt heeft gewijzigd. De rechtbank honoreert het beroep op het vertrouwensbeginsel dan ook niet.
Conclusie
Volgens de rechtbank moeten de door de vrouw van bedrijf 2 ontvangen inkomsten dus worden aangemerkt als belastbaar loon.
De vrouw heeft geen recht op zelfstandigenaftrek.
Voor wat betreft de winst uit onderneming en de aftrek van kosten voor kleding, persoonlijke verzorging en reiskosten hebben partijen ter zitting een compromis bereikt, waardoor de vrouw recht heeft op een extra aftrek van € 650.
Voor wat betreft de kosten voor accessoires, eten en drinken en theaterbezoek, staat de rechtbank een additionele aftrek van in totaal € 517 toe. De totale additionele aftrek voor zakelijke kosten bedraagt dan € 1.197.
Belastbare winst uit onderneming
Dit betekent dat de belastbare winst uit onderneming van de vrouw en het inkomen uit werk en woning als volgt worden bepaald:
- Omzet € 27.274
- In aftrek toegelaten kosten € 1.525
- Additionele aftrek € 1.167
- Winst € 24.582
- Zelfstandigenaftrek € 0
- Winst na ondernemersaftrek € 24.582
- MKB winstvrijstelling (14%) € 3.442
- Belastbare winst uit onderneming € 21.140
- Inkomsten uit dienstbetrekking € 16.915
- Inkomsten vroegere dienstbetrekking € 13.071
- Aftrek voor betaalde lijfrentepremie € 894
- Inkomen uit werk en woning € 50.232
De rechtbank vermindert de aanslag IB/PVV 2018 tot een berekend naar een belastbare winst uit onderneming van € 21.140 en een inkomen uit werk en woning van € 50.232.
Uitspraak Rechtbank Noord-Holland, 28 juli 2025, ECLI:NL:RBNHO:2025:8986
Bron: salaris Vanmorgen