Werkgever mag min-uren niet verrekenen met loon bij einde dienstverband
Mocht de werkgever bij de eindafrekening min-uren verrekenen met het loon over de maand voordat de arbeidsovereenkomst is geëindigd? Daarover boog de kantonrechter bij de rechtbank Midden-Nederland zich onlangs.
De vraag die voorligt bij de kantonrechter is of de werkgever nog betaling aan de werknemer verschuldigd is in het kader van de eindafrekening van het dienstverband, meer specifiek of de werkgever gerechtigd was 106,59 min-uren (een bedrag van € 1.467,48 bruto) te verrekenen met het loon over de maand mei 2023, de maand voordat de arbeidsovereenkomst is geëindigd.
Deugdelijke boekhouding
Bij de beoordeling stelt de kantonrechter voorop dat het de verantwoordelijkheid is van de werkgever om een deugdelijke boekhouding bij te houden met betrekking tot het door de werknemer verdiende salaris en het aantal gewerkte uren.
Overzicht verstrekken
Ten aanzien van resterende vakantiedagen is in artikel 7:641 lid 2 BW bepaald dat de werkgever bij het einde van het dienstverband aan de werknemer een overzicht moet verstrekken van de resterende vakantiedagen.
Van de werkgever mag verwacht worden dat deze beter in staat is de voor de beoordeling van het geschil benodigde gegevens te verschaffen, zodat de werkgever zijn stellingen moet motiveren en de gegevens waarover hij beschikt produceren. De werkgever heeft in dit verband een verzwaarde motiveringsplicht en documentatieplicht.
‘Saldo aan min-uren opgebouwd’
De werkgever heeft als verweer aangevoerd dat de contractueel overeengekomen 16 uren per week steeds maandelijks aan de werknemer zijn uitbetaald. Daarnaast zijn overuren aan haar uitbetaald, maar zij heeft, volgens de werkgever, ook een saldo aan min-uren opgebouwd, doordat zij aangeboden diensten heeft geweigerd – omdat zij naast het dienstverband bij de werkgever nog een andere baan had – en ook omdat zij te veel verlofuren heeft opgenomen.
Daarnaast heeft de werknemer ook zonder overleg verlofdagen opgenomen en de werkgever acht het daarom terecht dat de opgebouwde min-uren aan het einde van het dienstverband met de werknemer zijn verrekend.
Vaste arbeidsomvang 16 uur per week
De kantonrechter stelt vast – aan de hand van de door de werkgever overgelegde loonstroken van de periodes december 2021 tot en met december 2022 – dat de werknemer gedurende de looptijd van de arbeidsovereenkomst steeds maandelijks een bedrag van € 930,83 (bruto) uitbetaald heeft gekregen.
De netto-uitbetaling was per maand wisselend, afhankelijk van extra uitbetalingen, zoals onregelmatigheidstoeslag en vakantietoeslag, en diverse inhoudingen.
Verder stelt de kantonrechter vast dat in de arbeidsovereenkomst is vastgelegd dat de arbeidsomvang van de werknemer (een vast aantal van) 16 uur per week bedroeg.
Waarom verrekenen?
Gelet op het voorgaande kan de kantonrechter de werkgever niet volgen in de stelling dat de werknemer ervoor gekozen zou hebben om voorschotten (aan het begin van haar contract) uitbetaald te krijgen, die bij haar uitdiensttreding zouden moeten worden verrekend.
Geen min-max- of oproepovereenkomst
Uit niets blijkt dat partijen een soort min-max- of een oproepovereenkomst zouden zijn aangegaan, noch dat er is overeengekomen dat de werknemer eventuele min-uren zou moeten inhalen of dat zij slechts een voorschot op haar salaris uitbetaald zou krijgen, wat achteraf zou worden gecorrigeerd of verrekend.
De werkgever heeft WhatsApp correspondentie tussen partijen overgelegd om de standpunten te onderbouwen, maar hieruit blijkt niet dat de werkgever de werknemer heeft gewezen op het bestaan van min-uren, noch dat de werknemer deze uren zou moeten inhalen of dat deze eventueel verrekend zouden gaan worden.
Te weinig uren ingeroosterd voor rekening werkgever
Partijen zijn juist een arbeidsovereenkomst met een vaste arbeidsomvang (en een vast salaris) overeengekomen en de omstandigheid dat de werknemer eventueel voor te weinig uren is ingeroosterd komt onder de gegeven omstandigheden voor rekening van de werkgever.
De kantonrechter kan uit de overgelegde correspondentie evenmin afleiden dat de werknemer, zonder goedkeuring of afstemming met de werkgever, verlof of vakantie heeft opgenomen.
Niet gewaarschuwd voor afboeken min-uren
Er blijkt slechts uit dat de werknemer aangeeft dat zij met vakantie is of zal gaan, maar niet dat dit niet in overleg met, en met toestemming van, de werkgever heeft plaatsgevonden. Gesteld noch gebleken is bovendien dat de werkgever de werknemer hier tijdens de duur van de arbeidsovereenkomst op heeft aangesproken of dat de werkgever heeft gewaarschuwd dat dit in voorkomend geval tot het afboeken (en vervolgens verrekenen) van eventuele min-uren zal leiden.
Het voorgaande leidt ertoe dat het verweer van de werkgever moet worden verworpen en het gevorderde bedrag aan hoofdsom wordt toegewezen.
Wettelijke verhoging
De werknemer heeft aanspraak gemaakt op de maximale wettelijke verhoging van 50% over het ten onrechte op haar salaris ingehouden bedrag. Nu uit het voorgaande volgt dat de werkgever aan de werknemer toekomend salaris niet (en daarom te laat) heeft uitbetaald, wordt het in de dagvaarding genoemde bedrag van € 733,74 (bruto) eveneens toegewezen.
Salaris betalen
De kantonrechter veroordeelt de werkgever tot betaling aan de werknemer van een bedrag van € 1.467,48 (bruto) en een bedrag van € 733,74 (bruto), te vermeerderen met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de dag van opeisbaarheid tot de dag der algehele voldoening.
Rechtbank Midden-Nederland, 14 februari 2024, ECLI:NL:RBMNE:2024:1504
Bron: Accountancy Vanmorgen