Hof: combinatie afbouw wet-Hillen en villataks geen schending mensenrechten

In navolging van de rechtbank heeft het gerechtshof geoordeeld dat de combinatie van het hogere eigenwoningforfait voor miljoenenvilla’s en de afbouw van de wet-Hillen geen schending is van de rechten van de mens.
Een man en zijn fiscale partner hebben een woning die over 2021 goed was voor een WOZ-waarde van € 2.377.000. Het saldo inkomsten en aftrekposten uit de eigen woning komt uit op € 2.898 positief, met toepassing van de zogeheten villataks: een hoger eigenwoningforfait voor woningen die meer waard zijn dan € 1,11 miljoen. Naast de renteaftrek wordt ook een aftrek van ruim € 26.000 toegepast volgens de wet-Hillen, wegens een kleine eigenwoningschuld.
Combinatie in strijd met rechten van de mens
De woningeigenaar maakt bezwaar, want hij vindt dat het hogere eigenwoningforfait strijdig is met het Europees verdrag voor de rechten van de mens (EVRM), mede in combinatie met de afbouw van de aftrek volgens de wet-Hillen. Door die afbouw moet hij per saldo extra afrekenen met de fiscus.
Beleggingsaspect telt zwaarder bij miljoenenwoning
De rechter gaf de man vorig jaar al ongelijk. In hoger beroep haalt het gerechtshof onder meer de overweging van de overheid aan dat het weliswaar niet meer passend is om de woning in de huidige belastingregels te beschouwen als een mix van een belegging en een besteding, maar dat het beleggingsaspect bij duurdere woningen een verhoudingsgewijs grotere rol gaat spelen, “hetgeen een hoger eigenwoningforfaitpercentage rechtvaardigt”. “Het eigenwoningforfait heeft in dat opzicht de laatste jaren de ontwikkeling op de woningmarkt, met name het topsegment, onvoldoende gevolgd.”
Niet bevoegd
Het hof acht zich niet bevoegd de afwegingen van de wetgever te toetsen aan algemene rechtsbeginselen. “Die afwegingen houden in dat de wetgever er bewust voor heeft gekozen het eigenwoningforfait vanaf een bepaalde eigenwoningwaarde te verhogen tot 2,35% van die waarde en bewust heeft gekozen voor afbouw van de Hillen-regeling. De heffing over de belastbare inkomsten uit eigen woning in gevallen zoals die van belanghebbende zijn het onmiddellijke en voorzienbare gevolg van die afwegingen.” Bijzondere omstandigheden die maken dat van de regels moet worden afgeweken, zijn niet aannemelijk.
Geen vergelijkbare situatie
Belastingplichtigen met een ten opzichte van de eigenwoningwaarde relatief hoge eigenwoningschuld verkeren naar het oordeel van het hof niet in een vergelijkbare situatie als belastingplichtigen met een relatief geringe eigenwoningschuld, zoals de man in kwestie. “Het beroep op art. 14 EVRM faalt reeds daarom, voor zover belanghebbende klaagt over de afbouw van de Hillen-regeling.”
Bovendien is de overheid niet buiten haar boekje gegaan door bij duurdere woningen aan het beleggingsaspect meer gewicht toe te kennen. “Dit geldt ook bij de afbouw van de Hillen-regeling, waarvoor de wetgever mede redengevend achtte dat deze niet meer nodig was voor het stimuleren van de aflossing van de eigenwoningschuld.” En verder is ook het heffen van belasting over inkomsten die niet feitelijk zijn gerealiseerd, niet in strijd met de mensenrechten. Het hof verwijst naar het heffen van belasting in box 3 over ongerealiseerde vermogenswinst.
Hoger percentage maar deels toegepast
Tot slot ziet het hof geen aanknopingspunten dat het eigenwoningforfait zo hoog is dat het de som van de aan het woongenot en het beleggingsaspect toe te rekenen inkomen in het onderhavige jaar in werkelijkheid niet benadert, maar in relevante mate overtreft. “Dit geldt, in aanmerking nemende dat het percentage van 2,35% alleen geldt voor dat gedeelte van de eigenwoningwaarde waarmee die waarde het bedrag van (in 2021) € 1.100.000 overtreft, ook voor woningen in het duurdere segment van de markt.”
Gerechtshof Amsterdam, 21 oktober 2025
Bron: Accountancy Vanmorgen