Btw op pensioenpremies? Heijnen negeert nieuwe gerechtelijke uitspraken

De vraag of over pensioenpremies btw geheven moet worden, is opnieuw onderwerp van discussie geworden na tegenstrijdige uitspraken van verschillende gerechtshoven. Staatssecretaris van Financiën Heijnen laat weten voorlopig vast te houden aan het bestaande beleid, ondanks een recente uitspraak.
De onzekerheid ontstond op 30 september 2025, toen het Hof Arnhem-Leeuwarden in twee zaken oordeelde dat de uitvoering van een pensioenregeling als één dienst moet worden gezien. Volgens het hof kwalificeert deze dienst niet als een voor de btw vrijgestelde verzekeringsdienst. Deze uitspraken zouden verstrekkende gevolgen kunnen hebben: pensioenfondsen zouden dan recht krijgen op aftrek van voorbelasting, maar tegelijkertijd over de volledige pensioenpremie btw moeten gaan berekenen. Dit zou een fundamentele verschuiving betekenen in de financiering van pensioenen.
De staatssecretaris van Financiën heeft echter laten weten deze uitspraken niet als uitgangspunt te nemen voor de belastingheffing. De voornaamste reden die hij aanvoert, is dat de uitspraken van het Hof Arnhem-Leeuwarden lijnrecht ingaan tegen een eerdere uitspraak van het Hof Amsterdam uit 2023 over een vergelijkbare situatie. Tegen die Amsterdamse uitspraak is cassatie ingesteld bij de Hoge Raad.
Cassatie
Zolang de Hoge Raad geen uitspraak heeft gedaan in de cassatiezaak, blijft het standpunt van de Belastingdienst ongewijzigd. Dit betekent dat de pensioenuitvoering nog steeds wordt aangemerkt als één vrijgestelde dienst, conform de uitspraak van het Hof Amsterdam. Voor pensioenfondsen die zich aan dit standpunt houden, blijft de situatie dus voorlopig bij het oude: er is geen verplichting om btw over de pensioenpremie te berekenen.
Uitspraak 2023
Het Hof Amsterdam oordeelde in 2023 dat de prestaties van een pensioenfonds, ook al is het geen verzekeraar in de traditionele zin, de wezenlijke kenmerken hebben van een handeling ter zake van verzekering. Dit oordeel vindt steun in de Europese btw-richtlijn en, cruciaal, in de Nederlandse wetsgeschiedenis van de Pensioenwet. Uit de memorie van toelichting bij die wet blijkt dat de wetgever er expliciet van uitging dat bij pensioenen altijd sprake is van verzekeren. Er wordt zelfs gesteld dat “uitvoeringsovereenkomsten niets anders zijn dan verzekeringsovereenkomsten”. Ook een artikel in de Pensioenwet dat een regeling geeft voor de samenloop van een uitvoerings- en een verzekeringsovereenkomst, onderstreept volgens het hof dat de wetgever uitging van het verzekeringskarakter.
Rechtsongelijkheid
De tegenstrijdige uitspraken creëren een onwenselijke rechtsonzekerheid voor pensioenfondsen en werkgevers. Zij moeten nu opereren in de wetenschap dat de juridische status van hun diensten betwist wordt. De keuze van de staatssecretaris om vast te houden aan het bestaande beleid biedt enige stabiliteit, maar de uiteindelijke rechtszekerheid kan alleen door de Hoge Raad worden verschaft. De cassatieprocedure bij de Hoge Raad wordt dan ook met grote belangstelling gevolgd.
Onrust onder oppervlakte
De kwestie raakt aan het hart van het Nederlandse pensioenstelsel. Een eventuele invoering van btw op pensioenpremies zou grote financiële gevolgen kunnen hebben voor zowel pensioenfondsen als deelnemers. De uiteindelijke beslissing van de Hoge Raad zal daarom niet alleen juridisch, maar ook maatschappelijk van groot belang zijn. Tot die tijd houdt de Belastingdienst vast aan de vrijstelling, waardoor de directe praktijk voor de meeste fondsen ongewijzigd blijft, maar de juridische onrust onder de oppervlakte voortduurt.
Bron: Accountancy Vanmorgen