• Fiscaris
  • Vacatures
Bel ons +31 (0)70 3382730
HealthFlex
×
  • Home
  • Diensten
    • Accountancy
    • Belastingen
    • Advies
    • Salarisadministratie
    • Onze Services
  • Medische Branches
    • Mondzorg
    • Huisartsen
    • Dierenartsen
    • Fysiotherapeuten
    • Psychologen/Psychiaters
    • Medisch Specialist
    • Logopedie
    • Overige (para)Medici
  • Informatie
  • Over ons
    • Ons Team
    • Vacatures
  • Nieuws
  • Contact

De lijfrente als alternatief voor een pensioenregeling via de werkgever

De lijfrente als alternatief voor een pensioenregeling via de werkgever
30/07/2025Actueel

Je werknemers via een lijfrenteaanbieder een oudedagsvoorziening op laten bouwen in plaats van een pensioenregeling voor ze optuigen. Het kan en het gebeurt. Kees Beishuizen duikt in de voor- en nadelen.

Met de invoering van de Wet toekomst pensioenen (Wtp) is in het kader van het arbeidsvormneutraal pensioenkader qua fiscale ruimte het verschil tussen pensioen (2e pijler) en lijfrente (3e pijler) verdwenen. Voor beiden geldt een maximale inleg van 30% van de premiegrondslag. De premiegrondslag is bij een lijfrente wel iets ruimer, bijvoorbeeld door het meetellen van het privégebruik auto en allerlei andere inkomensbestanddelen als lijfrentegevend inkomen. Daartegenover staat dat er bij lijfrente geen deeltijd AOW-franchise is.

Voor de opbouw van een oudedagsvoorziening met fiscale faciliteit is de lijfrente niet langer achtergesteld bij het pensioen. Werkgevers, met name in het MKB, kiezen er dan ook vaker voor om niet langer een pensioenregeling aan te bieden of überhaupt niet te starten met een pensioenregeling, maar de werknemers in de gelegenheid te stellen om via een lijfrenteaanbieder een oudedagsvoorziening op te bouwen. Er zijn inmiddels ook lijfrenteaanbieders (zowel verzekeraars als aanbieders van lijfrenterekeningen) die dit faciliteren. In dit artikel wordt deze mogelijkheid verder uitgediept, gaan we in op voors en tegens en komen met een alternatief voor de partneruitkering bij overlijden voor pensioendatum.

De lijfrente via de werkgever, hoe werkt dit?

Bij een lijfrenteregeling via de werkgever betaalt de werkgever de lijfrentepremie rechtstreeks aan de lijfrente-uitvoerder. Dit in tegenstelling tot de privélijfrente waarbij de privépersoon de lijfrentepremie vanuit zijn privébankrekening rechtstreeks betaalt aan de lijfrente-uitvoerder. De werkgever kan ervoor kiezen om het salaris te verhogen met een “pensioencomponent”. Over dit extra salaris zal de werkgever loonbelasting en premies voor de werknemersverzekeringen in moeten houden. De werkgever betaalt vervolgens een brutobedrag aan een lijfrente-uitvoerder ten behoeve van de door de werknemer geopende lijfrenterekening of polis. Deze bruto-lijfrente inleg houdt de werkgever in op het salaris van de werknemer.

Het faciliteren van de werkgever bestaat in het algemeen uit het sluiten van een raamcontract met de lijfrente-uitvoerder. Hierdoor kunnen er kostenvoordelen behaald worden als het gaat om het innen en afdragen van de lijfrentepremie en de communicatie omtrent de oudedagsvoorzieningen.
De werkgever kan aanvullend, zoals hiervoor benoemd, het salaris verhogen met een pensioencomponent. Het is voor de werkgever wel van belang om dit element apart te vermelden op de loonstrook. Mocht de werkgever ooit nog eens, vrijwillig of verplicht, de overstap maken naar een pensioenregeling dan is duidelijk dat de pensioencomponent niet tot het vaste loon behoort maar gezien kan worden als de werkgeversbijdrage voor het pensioen.

Wel belastingvermindering, geen vermindering werknemerspremies

Bij een pensioenregeling wordt de pensioenpremie (zowel het werkgeversgedeelte als het werknemersgedeelte) in mindering gebracht op het loon voor de loonbelasting (het fiscaal loon) en het loon voor de werknemersverzekeringen (het SV-loon). Bij een lijfrente worden het fiscaal loon en het SV-loon niet verminderd met de lijfrente-inleg. Overigens is ondanks het feit dat de werknemer de lijfrente-inleg niet rechtstreeks betaalt aan de lijfrente-uitvoerder deze inleg voor de werknemer wél aftrekbaar als onderhoudsvoorziening, dit heeft de Belastingdienst bekend gemaakt in KG:070:2024:1. De werknemer is namelijk zelf rekeninghouder of verzekeringnemer en dan drukt de betaalde premie in fiscale zin op de werknemer.

De belastingvermindering voor de werknemer wordt bij de aangifte inkomstenbelasting of via een voorlopige aangifte inkomstenbelasting verrekend. De premies voor de werknemersverzekeringen worden bij een lijfrenteregeling via de werkgever wel afgedragen en kunnen niet teruggevorderd worden bij de belastingaangifte. Dit is een nadeel dat geldt voor alle werknemers met een inkomen onder het SV-loon (€ 75.864 bedrag 2025) ten opzichte van deelname aan een pensioenregeling.

Vrijwillige deelname en geen verbod op uitsluiting

De deelname van de werknemer is vrijwillig. Ook wanneer de werkgever zonder voorwaarden een extra salaris uitkeert ter compensatie van het ontbreken van een pensioenregeling. De lijfrenteregeling is immers een overeenkomst tussen de werknemer en de lijfrente-uitvoerder buiten de werkgever om. In sommige situaties verbindt de werkgever aan het uitkeren van extra loon als vorm van pensioencompensatie, de voorwaarde dat het bedrag ook daadwerkelijk besteed wordt aan een lijfrente. Omdat de betaling van de pensioencompensatie zich afspeelt in de loonsfeer en niet in de pensioensfeer geldt het verbod op uitsluiting van bepaalde werknemers niet. De werkgever is dus niet verplicht om de pensioencompensatie aan alle werknemers te betalen en kan hierbij onderscheid maken tussen de individuele werknemers. Het staat overigens ook de werknemer vrij om geen gebruik te maken van de door de werkgever aangeboden faciliteit en niet te kiezen voor een lijfrente of een andere lijfrenteaanbieder te selecteren. De werkgever kan immers niet verplichten om een lijfrente af te sluiten, het blijft een privékeuze van de werkgever, de werkgever faciliteert alleen maar. De werkgever kan hooguit bij ongewenste aanwending van het extra loon, haar bijdrage stopzetten. In de praktijk zal dit niet snel plaatsvinden. Bij een pensioenregeling geldt er voor de werknemer een verplichte deelname behoudens de situatie waarin via een afstandsovereenkomst afstand gedaan wordt van deelname. Ook is de werknemer bij een pensioenregeling niet vrij in de keuze van de pensioenuitvoerder en de hoogte van de inleg.

Flexibiliteit in uitkeringsfase

Een pensioenuitkering is per definitie levenslang. Enkel een tijdelijk pensioen is niet mogelijk. Er is bij pensioen wel een variatie hoog:laag binnen de verhouding 100:75 mogelijk, maar 75% van de uitkering is dan nog altijd levenslang. De afkoopmogelijkheid van 10% (vermoedelijke ingangsdatum 1 juli 2026) geldt weliswaar zowel voor pensioen als voor lijfrente, maar bij pensioen wordt aanvullend de voorwaarde gesteld dat hoog:laag in dat geval niet mogelijk is. Bij een lijfrente worden er bij afkoop geen voorwaarden gesteld. Bij een lijfrente kan ook gekozen worden voor een tijdelijke uitkering. De minimale uitkeringsduur van een tijdelijke oudedagslijfrente is 5 jaar en de maximale tijdelijke oudedagslijfrente is € 26.781. Afhankelijk van de hoogte van het lijfrentekapitaal kan het lijfrentekapitaal hiermee ook in een veel kortere periode dan levenslang volledig uitgekeerd worden. En met een combinatie van een tijdelijke oudedagslijfrente en een levenslange oudedagslijfrente kan het grootste gedeelte van het lijfrentekapitaal in de eerste jaren uitgekeerd worden. Bovendien geldt er voor een lijfrenteuitkeringsrekening (bancair of beleggingen) die 20 jaar of langer uitkeert geen restrictie qua hoogte van de uitkering.

In de praktijk wordt er in de uitkeringsfase vaak voor een 20-jarige uitkeringstermijn gekozen. Bij een gelijk kapitaal is de uitkering dan beduidend hoger dan bij een levenslange uitkering. Bij een gemiddelde levensverwachting van een 67-jarige man van 17,5 jaar en voor een 67-jarige vrouw van 19,7 jaar is er iets meer dan 50% kans dat de lijfrentegerechtigde op de einddatum niet meer in leven is. Bovendien is de verwachting dat de inkomensbehoefte (behalve voor eventuele inkoop van particuliere zorg) op 87-jarige leeftijd minder groot is. De lijfrente is dus ten opzichte van pensioen in de uitkeringsfase meer flexibel.

Uitkering bij overlijden na ingangsdatum

De kring van gerechtigden bij overlijden is bij een pensioen beperkt tot de partner en de kinderen jonger dan 25 jaar. Bij een lijfrente bestaat de kring van gerechtigden voor een nabestaandenlijfrente uit elk natuurlijk persoon. Bovendien keert een lijfrenterekening, indien er bij overlijden nog sprake is van een saldo, dit saldo in de vorm van uitkeringen altijd uit aan de erfgenamen. Bij een pensioen en ook bij een lijfrenteverzekering vervalt het resterende saldo bij het ontbreken van een directe toegelaten begunstigde aan de uitvoerder. Ten opzichte van pensioen biedt met name een lijfrenterekening dus meer mogelijkheden tot successieplanning en blijft het opgebouwde kapitaal altijd behouden voor de kring van erfgenamen.

Uitkering bij overlijden voor de ingangsdatum

Bij overlijden van de werknemer voor pensioendatum vervalt bij pensioen het opgebouwde saldo aan de pensioenuitvoerder. Bij een lijfrente gaat bij overlijden het saldo naar de aangewezen begunstigde (lijfrenteverzekering) of erfgenamen (lijfrenterekening). Echter, de verzekering van een partnerpensioen en wezenpensioen is in alle gevallen ook onderdeel van de pensioenregeling. Tegenover het vervallen van het pensioensaldo volgt er een uitkering van een partnerpensioen. Met de komst van de Wtp is dit partnerpensioen niet langer afhankelijk van de door te brengen diensttijd maar een vast percentage van het salaris. Bovendien geldt voor een partnerpensioen dat op grond van de Wet op de Medische Keuringen (hierna WMK), de werknemer geen gezondheidswaarborgen voor de verzekering van het partnerpensioen behoeft te leveren. Ook de werknemer met gezondheidsproblemen is verzekerd voor het partnerpensioen.

Voor een partnerlijfrente geldt de WMK niet. De lijfrentedeelnemer die een uitkering bij overlijden wil meeverzekeren zal medische waarborgen moeten leveren in de vorm van een gezondheidsverklaring en/of medische keuring. Bij een minder dan gemiddelde gezondheid zal dit leiden tot uitsluiting of een hogere premie. Bij een gemiddelde gezondheid echter is de premie voor een overlijdensrisicoverzekering relatief laag. In de praktijk wordt hierbij dan ook vaak gekozen voor een overlijdensrisicoverzekering in de netto-sfeer (box3-verzekering). De premie is dan niet aftrekbaar, maar de uitkering is t.z.t onbelast. Bovendien komt het kapitaal in één keer beschikbaar in plaats van in periodieke uitkeringen. Ook dit levert flexibiliteit op. De aanbieders van een lijfrente via de werkgever faciliteren de werknemers ook in het sluiten van overlijdensrisicoverzekeringen. Maar ook hier kan een werknemer een eigen afwijkende keuze maken.

Alternatief voor de partneruitkering bij de lijfrente

Als alternatief voor de partneruitkering bij de lijfrente kan de werkgever vanwege de WMK-issues ook kiezen voor een pensioenregeling waarbij het partnerpensioen volwaardig verzekerd wordt. De premie voor de nabestaandendekking is dan vaak op kosten van de werkgever. De inleg voor het oudedagspensioen is dan nihil of bijzonder laag. Door het ontbreken van inleg of een lage inleg voor het ouderdomspensioen ontstaat er vanzelf lijfrenteruimte. Immers bij een lijfrenteruimteberekening behoeft op de 30% van de premiegrondslag alleen maar de gestorte pensioenpremie in mindering te worden gebracht. Op deze wijze is voor elke werknemer het partnerpensioen verzekerd, terwijl de werknemer volledig vrij is om invulling te geven aan het opbouwen van een oudedagsvoorziening al dan niet geholpen met een extra bedrag van de werkgever. In de praktijk zien we deze constructie nog niet vaak, alhoewel deze optie de werknemer wel zekerheid geeft qua partnerpensioen terwijl voor de opbouw van een oudedagsvoorziening de flexibiliteit maximaal is.

Gemak werkgever versus gemak werknemer

Bij een lijfrente via de werkgever is het gemak voor de werkgever groter. De werkgever behoeft alleen maar de inleg in te houden en af te dragen. Bij een pensioenregeling is de werkgever verantwoordelijk voor uitvoering, beheer en communicatie van de pensioenregeling. Bovendien komen met pensioen lijvige juridische stukken (reglement, uitvoeringsovereenkomst) en allerlei formaliteiten en is het daarmee veel bewerkelijker.

Voor de werknemer daarentegen is een pensioenregeling gemakkelijker, de werknemer behoeft alleen maar een keuze te maken voor een beleggingsprofiel, extra inleg of extra verzekeren van een ANW-uitkering. Keuzes die vaak al via een default voorgeselecteerd zijn. Bij een lijfrente heeft een werknemer meer keuzes zoals eventueel ook de selectie van een lijfrente-aanbieder, de bepaling van de inleg, beleggingskeuzes. Bovendien zal de werknemer zelf de belastingteruggave moeten regelen.

Verschillen en overeenkomsten

Het voorgaande leidt tot het volgende overzicht van verschillen en overeenkomsten tussen pensioen en lijfrente via de werkgever:

  1. Bij een inkomen boven het SV-loon vindt er ook bij de lijfrente geen inhouding over de inleg plaats. Het maximum is dan immers al bereikt.
  2. Bij een pensioenregeling kan via een afstandsovereenkomst afstand gedaan worden van deelname. Dit is echter zeer bewerkelijk en vaak juridisch niet waterdicht. De werkgever is contractueel verplicht om alle werknemers aan te melden.
  3. Via een pensioenregeling met geen of geringe inleg voor het ouderdomspensioen behoeven er voor de partneruitkering op grond van de WMK ook geen gezondheidswaarborgen geleverd te worden.

Conclusie

Voor werknemers die gewend zijn zelf financiële keuzes te maken en verantwoording te nemen en voor werkgevers die kiezen voor gemak, minder administratieve handelingen en minder verantwoordelijkheid, is de lijfrente via de werkgever een goed alternatief voor de pensioenregeling. Belangrijk is wel dat de werknemers die minder goed zijn in het maken van financiële keuzes vanuit de werkgever begeleid worden en voorgelicht worden over de risico’s. Is een goede begeleiding niet mogelijk of wil de werkgever dit niet, dan kan beter gekozen worden voor een pensioenregeling met alleen verzekering van het nabestaandenpensioen met een lage of geen verplichte bijdrage voor het ouderdomspensioen. Maar wel met de mogelijkheid om extra bij te sparen tot het fiscale maximum. De werknemer die liever pensioen opbouwt kiest dan voor een hoge bijspaarpremie, de werknemer die liever zijn financiële zaken zelf regelt kiest dan voor een lijfrente.

Bron: Drs. Kees Beishuizen MFP, pensioenconsultant en financieel planner voor ondernemers.

Arts en Accountant staat voor u klaar!

Vind hier alle informatie

Nieuwsbrief

Vul uw email in om u aan te melden voor onze nieuwsbrief.

Medisch Financieel Specialist nodig?

Neem contact met ons op!

Nieuwsarchief

  • De lijfrente als alternatief voor een pensioenregeling via de werkgever
  • Nieuwe wetten en regels voor ondernemers vanaf 1 juli 2025
  • Standaard Bedrijfsindeling (SBI-codes) voor activiteiten
  • Barbecue personeel onder de WKR? Fiscus geeft duidelijkheid
  • Modelovereenkomst vrijwaart niet altijd tegen naheffingen
  • 800 miljoen voor AI in de zorg: wat kan Agema daarmee doen?
  • Huisarts als uitzender: proefproject dreigt te stranden op btw-plicht
  • Verbod op contante betalingen vanaf € 3.000
  • Fysiotherapie in gevaar: 70% van eerstelijns fysio’s overweegt vertrek
  • Tweede Kamer stemt in met tegenbewijsregeling box 3, geen verzachting vastgoedbeleggers
  • De besloten vennootschap: rechtsvorm met minder privé risico
  • Kabinet Schoof gevallen. Wat betekent dit fiscaal?
  • Zzp’er blijkt werknemer – rechtszaken leveren schijnzelfstandige geld op
  • LHV gaat strijd met Belastingdienst aan om zzp-handhaving
  • Gebruikelijkloonregeling onder de loep: deels effectief, verbetering wenselijk
  • Renseigneringsverplichting alsnog over 2022, 2023 en 2024?
  • Fiscale maatregelen Voorjaarsnota 2025
  • Waar moet je op letten bij het overnemen van uitzendkrachten?
  • Hoge Raad bevestigt: cryptovaluta in box 3
  • Wet tegenbewijsregeling Box 3: rust of nieuwe conflicten?
  • Voorjaarsnota 2025: elf fiscale wijzigingen voor bedrijven
  • 7,77% forfaitair rendement voor box 3 blijft overeind in 2026 – Voorjaarsnota bevestigt eerder aangekondigd percentage ondanks aanhoudende kritiek
  • Wetsvoorstel Vbar gaat in aangepaste vorm naar Tweede Kamer
  • Nieuw zzp-wetsvoorstel: de Zelfstandigenwet
  • Huisartsentekort nijpend: 194.000 Nederlanders kunnen geen arts vinden
  • Zzp’ers in de zorg en schijnzelfstandigheid – antwoord op vragen
  • Bedragen wettelijk minimumloon per 1 juli 2025
  • Pensioen opbouwen als ondernemer
  • PVV tegen nieuw belastingvoorstel voor vermogen in box 3
  • Opdrachtgevers leggen risico op naheffing bij zzp’er, terwijl dat niet altijd mag
  • Weg jubelton, hallo familiebank?
  • Wetsvoorstel Tegenbewijsregeling box 3 naar Tweede Kamer
  • Toegang tot UBO-register in zicht voor accountants
  • Klein geschenk: loon of geen loon?
  • KNMT start oriënterende gesprekken met vakbonden over mogelijke cao
  • KNMT in gesprek met VWS en de Belastingdienst over handhaving Wet DBA
  • Overzicht verschillen handhaving schijnzelfstandigheid in 2024, 2025 en 2026
  • Rendementspercentage 2026 box 3: mogelijk zwaardere lasten voor beleggers
  • Hof: geen medische btw-vrijstelling voor vergoeding tandartspraktijken
  • Belastingdienst doet oproep: let strikter op zakelijke kosten in aangiften
  • Tweede Kamer stemt in met beperking toegang UBO-registers
  • Personeel met een tijdelijk contract: voor- en nadelen
  • Met deze 10 stappen voldoe je aan privacywet AVG
  • Maximale transitievergoeding 2025 bekend: Wat HR moet weten
  • Aanleveren jaarverantwoording: wat moet je doen?
  • In de mondzorg met zzp’ers werken, is dat straks nog mogelijk?
  • Vóór 1 februari 2025 voldoen aan renseigneringsverplichting UBD
  • Modelovereenkomsten automatisch verlengd tot en met 31 december 2029
  • Belastingdienst publiceert Handhavingsplan arbeidsrelaties
  • Regel einde dienstverband met een vaststellingsovereenkomst
  • Hoge Raad verduidelijkt rendementsberekening onroerend goed in box 3
  • Omslagpunt op de arbeidsmarkt doordat veel zzp’ers ermee stoppen
  • De beste wensen voor het nieuwe jaar
  • De Wtza: 5 zaken die in 2025 veranderen
  • Uitstel jaarverantwoording 2024?
  • Het is hoog tijd dat de wetgeving rond lijfrenterekeningen wordt aangepast
  • Elektrisch rijden: deze maatregelen komen op je af
  • Belastingdienst gaat volgend jaar toch geen boetes uitdelen bij zzp-wet
  • Ongerealiseerde waardestijging telt mee in box 3, eigen gebruik 2e woning blijft buiten beschouwing
  • Belastingdienst krijgt in mei 2026 een nieuw rekeningnummer
  • Webmodule Beoordeling Arbeidsrelatie
  • Geen onevenredig ongelijke behandeling bij villataks en Hillen-aftrek
  • Belangrijke waarschuwing: Vals bericht Belastingdienst
  • Belastingdienst publiceert Toelichting Beoordeling arbeidsrelaties
  • Helft bedrijfsleven verwacht minder gebruik te maken van ZZP-ers
  • Voorkomen van schijnzelfstandigheid
  • ‘Veel foute adviezen aan zzp’ers rond controle op schijnzelfstandigheid’
  • Strengere regels zzp’ers gaan bijna in: wat mag wel en wat mag niet?
  • Angst en onzekerheid: zorgorganisaties worstelen met zzp inzet vanaf 2025
  • Belastingdienst geeft met nieuw afwegingskader duidelijkere uitleg over schijnzelfstandigheid
  • Waarom e-Herkenning essentieel is voor jouw onderneming
  • Eindejaarstips top 10
  • Rapportageverplichting crypto-aanbieders moet belastingontduiking gaan voorkomen
  • Computersystemen tot 2029 niet klaar voor nieuwe belastingplannen
  • KVK uittreksel UBO-register
  • Zakelijk lenen? Hier letten financiers op
  • Voorstellen uit het Belastingplan 2025
  • Nieuwe regels tegen schijnzelfstandigheid ZZP’er
  • Sponsort U ook onze fiscalist met de Muskathlon?
  • Fiscus: vanaf 6 september geen beoordeling nieuwe modelovereenkomsten meer
  • Twijfel over houdbaarheid belasting op leningen van eigen bv
  • De DGA en afrekening bij overlijden over waarde BV
  • De intentieovereenkomst bij een praktijkovername
  • Kabinet stopt met modelovereenkomsten ZZP: Wat nu?
  • Fiscaal rumoer rondom de zzp’er en schijnzelfstandigheid
  • KNMT in gesprek met VWS en de Belastingdienst over handhaving Wet DBA
  • Schijn-zzp’ers in de zorg worden in 2025 dan toch aangepakt
  • Hoge Raad oordeelt opnieuw dat ongerealiseerde winst belast is in box 3
  • Overgangsregeling UBO-register afgelopen, nieuwe regels voor wwft-instellingen
  • Prinsjesdag 2024: welke wijzigingen per 2025 zijn al bekend?
  • Staatssecretaris: btw-verhoging sport staat vast
  • Dit is het modaal inkomen in Nederland van nu tot en met 2028
  • 2e concept wet VBAR: geest zzp’er in de zorg moet terug in de fles
  • Tijd dringt voor zzp’ers en hun opdrachtgevers
  • Eerste reactie kabinet op nieuwe box 3-arresten Hoge Raad
  • Huisartsen in loondienst krijgen er ruim 10 procent bij in nieuwe cao
  • Wijzigingswet beperking toegang UBO-registers naar Tweede Kamer
  • Vanaf 1 juli alleen nog digitale opgaaf en aangifte dividendbelasting
  • Wetsvoorstel plan van aanpak witwassen beperkt tot verbod op contante betalingen vanaf € 3.000,-
  • Bekeuring past niet bij rittenregistratie: naheffing terecht

Kantoor Den Haag

Bezoekadres
Jan van Nassaustraat 125  
2596 BS Den Haag

+31 (0)70 3382730

info@artsenaccountant.nl

Aangesloten bij

NBA

Novak

Register Belastingadviseurs

Wij steunen:

Informatiemenu

  • Nieuwe Klant
  • Benchmark Tools
  • Veelgestelde vragen
  • Klachtenbehandeling
  • Support
  • Privacy Policy
Copyright & Cookies | © 2017-2025 All rights reserved
Designed by Alentejo Webdesign